Oefen je biceps en na een tijdje kun je met trots met spierballen pronken. Fiets iedere dag een stuk tegen de wind in - of schaf een hometrainer aan - en al gauw zal de omvang van je dijbenen flink toegenomen zijn. Deze ‘what you see is what you get’ aanpak is ook passend voor een sixpack, ballonkuiten en strakke billen en borst. In sportbeoefening en sportonderwijs is het wel zo gemakkelijk als het betreffende lichaamsonderdeel zichtbaar en aanraakbaar is. Het kan dan door het bewustzijn belicht worden, en naar wens geactiveerd en ontspannen worden. Zichtbaarheid en aanraakbaarheid zijn ook bepalende factoren binnen anatomiestudie. Delen van het lichaam die in de schaduw van het bewustzijn liggen, trekken nu eenmaal minder aandacht, en blijven in het dagelijks gebruik achter.
In het woordenboek wordt het Chinese karakter 胯 ‘kua’ enerzijds vertaald met ‘heup’, anderzijds met ‘kruis’ of ‘lies’ - twee noties die totaal van elkaar verschillen in locatie, functie en plaats in ons zelfbeeld. De ‘heup’ is aanraakbaar en zichtbaar, bevindt zich aan de buitenzijde van het lichaam. Het is verreweg het grootste van de vele gewrichten van het menselijk lichaam. Het markeert de overgang tussen de romp en de benen, en zijn stabiliteit en bewegelijkheid zijn cruciaal voor het totaal van onze gezondheid. Er bestaat weinig twijfel over zijn ‘hoe, wat en waar’.
De tweede vertaling van ‘kua’ voert ons echter naar een schemergebied. ‘Kruis’ en ‘lies’ hebben niets van doen met het massieve en materiële karakter van ‘heup’. Ze lijken eerder negatieve ruimte te duiden - vouwen in plaats van uitstulpingen, eerder het ontbreken van anatomische massa als de aanwezigheid ervan. ‘Lies’ en ‘kruis’ lenen zich niet erg goed als onderwerp voor aanschouwelijk anatomie onderwijs, ook als door hun verbondenheid met kwetsbaarheid, schaamte en seksualiteit. Daarmee krijgen ze binnen ons lichaamsbewustzijn en motoriek niet de plaats die ze verdienen.
Wil de zwaartekracht door het lichaam de grond bereiken, dan dient het de ‘kua’ te passeren. En wil beweging geïnitieerd vanuit de voeten en benen de torso bereiken, dan moet de ‘kua’ het krachtenspel door laten. Ontspanning is in beide gevallen het sleutelwoord, ware het niet dat een totaal gebrek aan tonus in de regio van heup, lies en kruis het lichaam niet meer recht op gehouden kan worden. We moeten daarom op zoek gaan naar de juiste verhouding tussen spanning en ontspanning in de ‘kua’.
De ‘kua’ is ook actief betrokken bij iedere fysieke beweging: het is of meer gestrekt dan wel meer gebogen. In tai chi en chi kung termen: de ‘kua’ is afgewisseld geopend en gesloten. Eens te meer wanneer de zichtbare fysieke beweging wordt verinnerlijkt, is de beheersing van het openen en sluiten van de ‘kua’ cruciaal. De ruime tai chi bewegingen zijn dan compacter en minder extravert geworden - de uitgesproken chi kung bewegingen (shi li) trekken zich terug tot rond de kern van het lichaam.
Nu is het belangrijk om de ‘kua’ niet geïsoleerd te zien van de rest van lichaam en van haar omgeving. Wanneer als initiatie om te bewegen vanuit de voeten tegen de grond afgezet wordt, dan passeert de kracht de opeenvolgende lichaamsonderdelen. Dit traject begint tussen de grond en de bal van de grote teen, en vervolgt door de mediale voetboog, de talus, de binnenenkel, mediale scheenbeen en mediale bovenbeen en passeert dan de ‘kua en verder door torso en bovenlichaam.
De energetica van de Chinese medische en martiale traditie leert dat de opwaartse krachten - gegenereerd door een verhoogde druk tussen lichaam en de grond - hun aanvang vinden rond de bal van de grote teen. Deze wordt omringd door drie belangrijke energetische punten: ‘yong chuan’, ‘tai chong’ en ‘tai bai’.
De kwaliteit van iedere afzet via de bal van de grote teen wordt bepaald door deze drie punten. Ze liggen alle drie aan het begin van een geleidingsbaan die het verloop van het krachtenspel nauwkeurig weergeeft. Daar de grond met ‘yin’ wordt aangeduid, dragen deze geleidingsbanen dit begrip in hun benaming: ‘shao yin’ meridiaan, ‘jue yin’ meridiaan en ‘tai yin’ meridiaan.
De krachten die in het lichaam hun aanvang nemen bij ‘yong chuan’, ‘tai chong’ en ‘tai bai’, verlopen volgens drie min of meer parallelle geleidingsbanen of meridianen over onder- en bovenbeen, en convergeren in het kruis en de lies. Het kruis of het perineum heet in deze context 會陰 ‘hui yin’: ‘yin samenkomst’.
De drie banen worden in de Chinese geneeskunde meest aangeduid met respectievelijk ’nier -’, ‘lever-’ en ‘milt-meridiaan’ Deze benamingen zorgen voor een constante verwarring, omdat in deze context van bewegings-fysiologie en bewegings-energetica geen verband is met vernoemde organische functies. Om deze onnodige complexiteit te vermijden is het beter de drie geleidingsbanen te beschouwen als behorend bij ‘yin’ - de grond of de aarde waar iedere lichaamsbeweging zijn oorsprong kent.
In het ‘midden’ van de lies komen de drie yin meridianen ook bij elkaar. Dat kruispunt wordt ‘chi chong’ genoemd. Waar ‘hui yin’ opgevat kan worden als een centrum van integratie en structuur, kan ‘chi chong’ beschouwd worden als centrum van activiteit en explosiviteit. ‘Chi’ betekent ‘energie’ (geschreven met hetzelfde karakter als in ‘chi kung’: ‘energie cultivatie’). ‘Chong’ kan in het Engels vertaald worden met ‘flush’. Over de jaren vond ik nooit een bevredigende Nederlands equivalent. ‘Chi chong’: ‘flushing chi’, het doorstromen van energie. Zoals een afgedamde rivier zijn weg door een open sluis vind, zoals het water versneld als de rivier door een canyon wordt geperst.
Het focuspunt voor het ‘openen en sluiten van de kua’ is derhalve ‘chi chong’. Houdt daarbij altijd in de gaten dat er geen beweging mogelijk is zonder de grond. Het buigen en strekken van de heup van een lichaam dat in de ruimte zweeft, is nutteloos. De ‘kua’ en de dynamiek rond de bal van de grote teen zijn beide onderdeel van één energetisch fenomeen.
In de beoefening van tai chi en chi kung (en in mijn geval zhan zhuang en yi chuan) is er steeds een innig samenspel tussen de ‘kua’ en de bal van de grote teen - tussen het genereren van kracht rond de bal van de grote teen en het passeren en vermeerderen van die krachten in de lies. ‘Tai chong’, vertaald als ‘greater flushing’ bevindt zich tussen de middenvoetsbeentjes van de grote teen en de tweede teen, midden in de adductor hallucis. Een antagonist van de adductor hallucis is de abductor hallucis. Deze ligt aan de mediale zijde van de grote teen en in zijn verloop bevindt zich ‘tai bai’. De balans tussen ’tai chong’ en ‘tai bai’ resp. adductor en abductor hallucis, bepalen de uitlijning van de grote teen. Vergelijk dit met de uitlijning van de wielen van de auto; het afzetten tegen de aarde en de bewegingsrichting moeten met elkaar in harmonie zijn. Iedere goede tai chi en chi kung leraar zal naast het verduidelijken en vrijmaken van de ‘kua’ veel aandacht geven aan dit gedeelte van de voet.
Wordt vervolgd …